We zien dat het realiseren van onze ruimtelijke ambities complexer is dan ooit. We hebben te maken met een grote (sociale)woningbouwopgave en opgaven in het landelijk gebied, die we moeten realiseren in de context van de stikstofcrisis, netwerkcongestie, duurzaamheid, klimaatadaptatie, biodiversiteit, gezondheid, leefbaarheid en het bieden van perspectief. 

We hebben te maken met druk vanuit Rijk en Provincie op deze opgaven, waarbij het vaak onduidelijk is wat er gevraagd gaat worden en wanneer. Ook over de financiële bijdragen is onduidelijkheid. En door de komst van de Omgevingswet wijzigen ook wettelijke kaders. Dit betekent dat we bij elke actualisatie van beleid of bij nieuw (ruimtelijk) beleid moeten kijken hoe dit past binnen de structuur van de Omgevingswet en op welk instrument (omgevingsvisie, omgevingsprogramma of omgevingsplan) het invloed heeft. 

Het ontwikkelen van de omgevingsprogramma’s, het omgevingsplan en het doorontwikkelen van onze omgevingsvisie, zijn doorlopende processen. Onze ambitie om richting 2040 te groeien naar 40.000 inwoners en het inspelen op (regionale) ontwikkelingen, zoals het ontwikkelperspectief, vragen een doorontwikkeling naar een Omgevingsvisie versie 2.0. Onze prioriteit heeft het opstellen van de eerste Omgevingsprogramma’s en te starten met het voorbereiden van het Omgevingsplan. Inzichten die we ondertussen opdoen, gebruiken we om onze Omgevingsvisie te verrijken.